Rob de Nijs

Maria


Imprimir canciónEnviar corrección de la canciónEnviar canción nuevafacebooktwitterwhatsapp


Maria zit aan de gracht
heel stil een roman van Courts Mahler te lezen,
ze zou zo graag gravin willen wezen
die bleek van smart op haar minnaar wacht.
Het theelicht, de lamp, het behang met de rozen,
tekens van net als bij moeder voor jonge matrozen
die buiten passeren,
grijnzen en fluiten naar haar.
Maria kijkt niet op, de gravin die wacht,
ze slaat de bladzij om en lacht.

Maria zit voor het raam,
de gracht wordt een park met het maanlicht door bomen,
ze wacht op 't bordes tot het rijtuig zal komen,
langs de vijver over de oprijlaan.
De baron met zijn mantel van zij komt gereden,
de paarden staan stil en ze gaat naar beneden,
ze valt in zijn armen, buiten staat eenzaam
een man op de gracht.
Maria kijkt hem aan, ze lacht,
ze slaat de bladzij om en lacht.

Ze ziet zijn gezicht,
een man komt de stoep op,
verlegen en haastig.
Het boek legt ze neer op tafel naast zich,
ze knikt en doet de gordijnen dicht.
Ze laat hem begaan met starende ogen,
met zijn ruwe onhandige lichaam
van eindelijk eens mogen.
En over zijn schouder kijkt ze
naar de bloemen op 't behang.
Die rozen heeft hij voor haar meegebracht,
ze sluit haar ogen en ze lacht.