26000 Dagen
Kinderen die mogen spelen, in luchtkastelen,
Die bestaan en nooit zullen vergaan
Woh, woh, woh, woh! {tegenstem}
Vroeg of laat gaat zand vervelen,
Moet je daar niet blijven spelen,
Je kunt als je wilt ook opzoek naar de rand {tegenstem}
Van de zandbak gaan.
Jong zijn dat is uitproberen, leren balanceren,
Blijven staan, vallen verdergaan.
Woh, woh, woh, woh! {tegenstem}
Je kunt volwassen willen lijken,
Alvast naar rijtjeshuizen kijken,
Je kunt als je telt voor hetzelfde geld {tegenstem}
Naar 't eind van de wereld gaan.
Ref.
Je hebt zo'n 26 duizend dagen,
Tussen niets en eeuwigheid. Eeuwigheid {tegenstem}
Je kunt lachen, je kunt klagen,
Maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt.
Je hebt zo'n 26 duizend dagen, {tegenstem}
Tussen niets en eeuwigheid. Eeuwigheid {tegenstem}
Je kunt lachen, je kunt klagen,
Maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt.
Volwassen evenwichtig lijken, niks laten blijken,
Nog geen traan, maar twijfel blijft bestaan.
Woh, woh, woh, woh! {tegenstem}
Gelukkig zijn is uit de mode,
Zomaar lachen streng verboden,
Je kunt ook, hup, voor de lol nog een keer {tegenstem}
Gewoon op je kop gaan staan.
Eenmaal oud en grijs geworden, in bejaardenoorden
Van de baan op een zijspoor staan.
Woh, woh, woh, woh! {tegenstem}
Klaverjassend tijd verkwisten,
Laat je niet voortijdig kisten,
Je kunt als je wil ook gewoon zonder pil {tegenstem}
Lekker aan 't vrijen slaan.
Ref.
Je hebt zo'n 26 duizend dagen,
Tussen niets en eeuwigheid. Eeuwigheid {tegenstem}
Je kunt lachen, je kunt klagen,
Maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt.
Je hebt zo'n 26 duizend dagen, {tegenstem}
Tussen niets en eeuwigheid. Eeuwigheid {tegenstem}
Je kunt lachen, je kunt klagen,
Maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt.
...
26 duizend dagen {tegenstem herhaalt dir, terwijl Jekkers telt:}
1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12,13,14,15,16,17,18,19,20,21,22,23,24,25,26!
26 duizend dagen,
Tussen niets en eeuwigheid. Eeuwigheid {tegenstem}
Je kunt lachen, je kunt klagen,
Maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt.
Je hebt zo'n 26 duizend dagen, {tegenstem}
Tussen niets en eeuwigheid. Eeuwigheid {tegenstem}
Je kunt lachen, je kunt klagen,
Maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt.
Je hebt zo'n 26 duizend dagen, {tegenstem}
Tussen niets en eeuwigheid. Eeuwigheid {tegenstem}
Je kunt lachen, je kunt klagen,
Maar elke dag ben je voor eeuwig kwijt.
Voor eeuwig kwijt!
Voor eeuwig kwijt!