Het is mooi geweest
Ik weet nog goed de eerste keer dat ik ergens op moest treden,
was op een zaterdagavond in De Kolenkit een kerk in Amsterdam-West.
Ik was er met de tram vanaf t centraal station naartoe gereden,
gitaartje in een plastic hoes want het regende als de pest.
Een zaaltje met wat neonlicht en vijfentachtig stoeltjes
waarop vijfentachtig brave jongelui van de Hervormde Kerk
spijkerbroeken, kokerrokjes, frisgewassen smoeltjes
en een stel blije vrijwilligers van het bijbel-agogenwerk
En daar stond ik met mijn Spaanse gitaar
nerveus en met een kop als vuur.
Acht liedjes had ik op mijn repertoire
voor een optreden van een uur
dus ik lachte wat en ik kuchte wat en ik stemde mijn gitaar
en zong de hele handel doodleuk twee of drie keer achter elkaar
maar ze vonden het mooi en ik reed opgelucht terug naar het station,
mijn zuurverdiende geeltje in mijn zak,
het regende nog steeds maar in de tram daar scheen de zon:
Vanaf nu zat ik in het vak.
ref:
Het was een mooie tijd,
we hadden pret voor tien,
het was één waanzinnig feest
dus mocht ik jullie niet meer zien:
'Het is mooi geweest.'
Een mooie zomerdag op weg naar een tent in Roeselare,
een optreden om halftien dus we hadden tijd genoeg,
ramen open, beetje wiet, de wind in onze haren,
gitaartje in de kofferbak, tot Lennaert opeens vroeg:
"Er zijn nou al een hele tijd geen borden langsgekomen
Hadden we er al intussen niet zon beetje moeten zijn?"
Maar in België stonden borden vroeger meestal achter bomen
of achter geparkeerde autos of ze waren onleesbaar klein
dus ik zei: "Maak je maar geen zorgen, schat
we komen heus nog wel op tijd,"
maar intussen reden we al een uur of wat
in volslagen eenzaamheid.
En toen opeens ontwaarde To een bord dat duidelijk was neergezet
en waarop met grote letters te lezen stond: 'welkom in Nazareth'
en terwijl ik welgemoed en onbezorgd een verse joint opstak
en we dapper verder tuften met zn tweeën
was het Lennaert die bedrukt de omineuze woorden sprak:
"Godsamme, Bo, we zijn te ver gerejen."
ref.
Met vier vage hippies in een boerderij op het platteland van Drenthe,
Perzische tapijten op de vloer, wolken wierook in de lucht,
grootse plannen voor een beatband, veel geklets en weinig centen.
Ik dacht wel ver vooruit dacht ik - maar het was een jammerlijke stap terug.
De dagen traag en ijzig blauw en koud en zwart de nachten,
binnen was de rook en ook de sfeer vaak om te snijden,
zelfs mijn lief was niet in staat mijn doffe wanhoop te verzachten.
Dit bedoelde ik niet toen ik ooit zong er komen andere tijden
In het westen had ik To vaarwel gezegd,
abrupt en harteloos,
Ik had nog wel een soort van uitgelegd
dat ik voor Engelse teksten koos
maar na een maand of wat dacht ik: 'Ze kunnen me wat, er wordt alleen maar slap geouwehoerd'
en toen heb ik het hippievolk met wierook en al naar buiten gebonjourd.
De lente kwam, de zomer ging, de herfst hing over het veld.
Ten einde raad had ik mijn lief verlaten
en op de laatste warme dag heb ik Lennaert opgebeld
"Ik heb spijt," zei ik, "we moeten praten."
ref.
Ik heb ook nog een jaar getourd met Sjon, Piet, Ernst en Henny.
Een bandje dat vooral bestond uit talent en goeie wil,
nauwelijks ervaring met elkaar dus iedereen zei: 'dat ken-nie'
maar we hadden lol en we wilden graag dus dat maakte veel verschil
en zo reden we in een ouwe Eend en een comfortabele Toyota
een zomer en een winter lang van Oostende tot Maaseik.
En dat het vaak belazerd klonk interesseerde ons geen jota
"Muziek is wat je voelt," zei Ernst, en we gaven hem groot gelijk.
Trouwens er waren meiden zat,
genoeg voor iedereen
dus hadden we een slechte show gehad
dan hielpen zij ons er overheen.
Na een jaar zijn we gestopt zoals we ook hadden gepland
Ik heb veel van ze geleerd dankzij hun vriendschap en talent.
Twee jaar later belde Henny omdat Ernst hem had gevraagd
in zijn bandje mee te doen op basgitaar,
"Ik weet niet of ik het kan," zei hij, "maar ik doe ik het wel heel graag
Wat vind jij?" En ik zei: "Doe maar."
ref.
Een zondag in november in de Haarlemse concerthal,
pas gerenoveerd en om de hoek van Lennaerts monument,
een chique zaal met orgel-pijpen die glommen als een kerstbal -
Iedereen zat klaar voor een uniek evenement
een marathon die inclusief de pauzes negen uur zou duren
ter gelegenheid van Lennaerts sterfdag precies drie jaar daarvoor -
het grootste deel van ons repertoire zou ik zingend naar boven sturen
dus ik hoopte dat hij het horen zou daar achter de hemelpoort.
Al met al een fluitje van een cent,
Ik zou er zo weer gaan staan.
Bovendien had ik een meesterlijke band
zodat er niks mis kon gaan.
Na afloop zei een mevrouw ontroerd: wat een magistraal festijn
en wat eeuwig zonde toch dat Lennaert hier niet bij kan zijn
deze marathon van jou was werkelijk één nostalgisch feest
van ouwe nummers en herinneringen.
Waarop ik zei: "Oké, maar was To er zelf nog geweest
Dan had ik hier niet zes uur zitten zingen."
ref.