Vierentwintig rozen


Veertien appelbomen in de zomerzon,
Zeven dikke tranen op een bruidsjapon,
Vijftien zomersproetjes op een wang,
Twee enorme zoenen op de gang,
En zesendertig liedjes waar ik veel van hou,
En vierentwintig rozen,
Vierentwintig rozen,
Vierentwintig rozen voor jou.

Vijftien mooie meiden in een boerenschuur,
Zesenveertig zieltjes voor het vagevuur,
Twee fanfares en een hoempapa,
Eén begrafenis met koffie na,
En vier papieren vliegers aan een touw,
En vierentwintig rozen,
Vierentwintig rozen,
Vierentwintig rozen voor jou.

Zestien bisschopsmijters op een rij,
Eén klein moedervlekje op een damesdij,
Negen dominees op een carnaval,
Twee olijven en een bitterbal,
En vier verliefde wolken in het blauw,
En vierentwintig rozen,
Vierentwintig rozen,
Vierentwintig rozen voor jou.