Ellie
Haar figuur breekt in stukken achter het matglazen raam,
Op de deur die andere naam.
Ze doet open: haar hand aan de deur,
Die glimlach die geur
En ze vraagt: was het makkelijk te vinden?
Ref.
Ze zegt dat ze gelukkig is!
Zegt dat ze gelukkig is!
Zegt dat ze gelukkig is!
Ze zegt dat... ze gelukkig is!
Dat uitzicht, je woont hier best mooi,
Ja het gaat met z'n tweeí«n,
Maar straks dan wordt het te klein,
Als over twee jaar de kindren er zijn.
De koffie is klaar,
Dat haar,
Datzelfde gebaar
En ze vraagt: Nog steeds melk en suiker?
Ref.
Ze zegt dat ze gelukkig is!
Zegt dat ze gelukkig is!
Zegt dat ze gelukkig is!
Ze zegt dat... ze gelukkig is!
We gaan eens naar Ijsland dit jaar,
Nee niet in Augustus,
Want 's zomers dan is het zo druk,
Ja in de winter dan scheelt dat een stuk.
Het bankstel te laag,
Het vloerkleed te dik,
Ze volgt m'n blik
En ze vraagt: blijf je eten?
Ref.
Ze zegt dat ze gelukkig is!
Zegt dat ze gelukkig is!
Zegt dat ze gelukkig is!
Ze zegt dat... ze gelukkig is!
Het spijt me...
Ik moest weer eens gaan,
Nee, ik kan echt niet blijven,
Ik heb vanavond nog zoveel te doen,
Heel voorzichtig geeft ze een zoen.
Haar hand aan de deur,
Die glimlach, die geur
Ze aarzelt en zegt:
Je moet gauw weer eens komen!
Ref.
Ze zegt dat ze gelukkig is!
Zegt dat ze gelukkig is!
Zegt dat ze gelukkig is!
Ze zegt dat... ze gelukkig is!