
En Altijd Komen Er Schepen
't Was op een dag in januari 
In Rotterdam, op Katendrecht 
Toen heeft m'n knul, m'n blonde Arie 
Me voor het laatst gedag gezegd 
Hij had gemonsterd op de 'Vrede' 
Voor zeven weken uit en thuis 
Nou is het zeven jaar geleden 
En nog kwam Arie niet naar huis 
refr.: 
En altijd komen er schepen 
Aan Katendrecht voorbij 
Maar de schuit van Blonde Arie 
Die is er nog steeds niet bij 
Mot ik een boodschap voor de heren 
Smeer ik 'm naar het Willemsplein 
Om daar met angst te informeren 
Wie er weer bijgekomen zijn 
Altijd weer schepen, vreemde prauwen 
Ik zie matrozen, blond en blij 
Daar met hun plunjezakken sjouwen 
Maar die ik zoek is er nooit bij 
refr. 
Vaak word ik 's avonds aangeslagen 
Als ik zo aan de kade sta 
Dan durft zo'n kerel mij te vragen 
Of ik 'es met 'm dansen ga 
Bij zoiets jeuken dan mijn handen 
Maar als 't een zeeman is, die vent 
Dan vraag ik hunk'rend van verlangen 
Of ie m'n Arie heeft gekend 
refr.








