
Irma
Irma was een meisje,
zo eenzaam in haar jeugd.
de nachten vol demonen,
de dagen zonder vreugd.
Haar vader kon niet praten,
noemde nooit haar naam.
Hij sloeg haar om het minste
en keek haar nimmer aan.
Haar moeder lag al jaren
stervend in een bed.
Omdat zij altijd gilde
was zij op zolder neergezet.
O lieve dood
waar blijf je nou?
Kom mijn moeder halen
en neem mijn vader ook maar mee,
maar laat mijn zusje leven,
anders ben ik helemaal alleen.
En de wind kwam uit het westen
en sloeg met kil venijn
de rook van uitlaatgassen
neder op het plein.
En Irma zette 's avonds
de voordeur stiekem aan,
zodat de dood heel stil
het huis kon binnen gaan.
Maar haar vader had een afspraak
met de westenwind.
Als de dood verschijnt
sla dan de voordeur dicht.
O lieve dood
waar blijf je nou?
Kom mijn moeder halen
en neem mijn vader ook maar mee,
maar laat mijn zusje leven,
anders ben ik helemaal alleen.