
Neonlicht
Het is zo stil hier.
In de verte, maar hoe ver is mij onduidelijk
hoor ik een kind huilen.
Dat, en het geluid van de spaarlamp
houdt me wakker.
Ik mis je, met je eeuwige ruis.
Deze treinreis lijkt voor eeuwig te duren.
Eén keer in het uur, drie andere passagiers.
Niemand behalve wij vier wilt weg van hier.
En het is zo stil hier.
De enkele auto doet de straat oplichten.
Het maanlicht schemert helder genoeg.
Het houdt me wakker.
Ik mis je, met je eeuwige ruis.
In harmonie met het gesuis van mijn gehoor
klinkt het als thuiskomen.
Toch, niemand behalve wij vier wilt weg van hier.
Mijn buurman ken ik niet.
Ik ken enkel het geluid van zijn vlakke hand
wanneer hij zijn vrouw voor de derde keer deze week tegen de muur slaat.
Dat is, als ik er niet doorheen slaap.
Oh God, wat heb ik U gemist.
Maar het is altijd hetzelfde.
De natte stenen voelen als engelen, zo zacht.
Verstokt op het neonlicht
van een stad die mij verleidt.
Tranen horen vallen in de nacht.
Niets klinkt mooier dan eenzaamheid.