
Paddestoelen in het park
Het gras ligt op de aarde als een uitgevouwen kleed.
En overal staan bloemen waar ik de namen niet van weet.
De vlinders in het park zijn geel met blauw of rood.
En de paddestoelen in het zand lijken op dikke plakken brood.
Een boterham dat is lekker, ik heb nog niets gegeten.
Nou ja, een appel en een ei, maar niet ontbeten.
Die paddestoel met stippen die daar in de modder staat.
Één of twee als lunch gebruiken, dat kan toch geen kwaad?
Ik besluit er een te nemen om te kijken hoe hij smaakt.
Eigenlijk wel lekker, als je er gewend aan raakt.
En daarna neem ik nog een tot aan nummer vijf.
De stoelen worden lekkerder, het tintelt in mijn lijf.
Opeens wordt het park zoveel mooier dan het was.
Ik zie nog veel meer kleur en wordt gekieteld door het gras.
De bloemen staan te zingen netjes in een rij.
En de bijen spelen een strijkorkest speciaal gemaakt voor mij.
Een hond die gooit zn frisbee, zn baasje haalt m op.
De mieren staan n**ken ze houden nooit meer op.
De specht die tikt een eitje uit een koekoeksnest.
En een trotse pauw met veren voelt zich beter, leuker, knapper dan de rest.
Een slak die maakt heel driftig een huisje op zn rug.
Een libelle smeekt de libella: God, nee, neem me nou terug.
Dan zie ik in de vijver de vissen in gesprek.
En dan denk ik bij mezelf: het wordt me allemaal te gek.
En dan denk ik bij mezelf: ik kan maar beter gaan,
En voortaan laat ik die paddestoelen staan.