Scheepvaartberichten
Een ruige westenwind laveerde langs de haven 
De zondagmorgenstraat was leeg en lusteloos 
De schepen leken meer op stalen massagraven 
Dan op de fraaie platen in de reisbureaus 
Cafebezoekers zaten achter grote bellen 
In half ontwaakte huizen schreeuwden radio's 
Op de etages van lichtzinnige hotellen 
Weerklonk nog hier en daar 't gepiep van lits-jumeaux 
Terwijl de buurt zich lekker warm had opgesloten 
Stond op de keien buiten een verdwaalde roos 
Ze keek haar ogen uit op al die grote boten 
Ze had die nooit gezien en vond ze grandioos 
Waar zij vandaan kwam waren helemaal geen schepen 
En al het water was onzichtbaar door het kroos 
En mannen die haar diepe hunkering begrepen 
Die waren even dun gezaaid als farao's 
In een lokaal met vierendertig kinderzieltjes 
Bleek zij als onderwijzeres zo hopeloos 
Tot op een dag zij haar leerplichtige schlemieltjes 
Abrupt verliet en met een bus de vrijheid koos 
De ware schuld aan die kwaadwillige verdwijning 
Lag bij de sterk vergeelde dichter Willem Kloos 
"De zee, de zee klotst voort in eindeloze deining" 
De deining van dat metrum vond ze eindeloos 
Ze zag zichzelf in een uitbundig zonnegloren 
Met wild omspeelde haren aan de reling staan 
Het schip voer statig langs de, eh, langs de Azoren 
En vele golven golfden op de oceaan 
Ze werd omstuwd door hooggeplaatste schepelingen 
En ook door knappe, of beroemde passagiers 
Maar zij gedroeg zich heel gewoon in deze kringen 
Ze hief haar glas op en dan zei ze lachend: "Cheers" 
Maar 's nachts als honderdduizend sterren naar haar keken 
En als de adem van de tropen haar omgaf 
Dan kon haar hart van zoete weemoed bijna breken 
En ze verlangde naar een eerlijk zeemansgraf 
Een ruige westenwind laveerde langs de haven 
En langs de wallekant laveerde een matroos 
Terwijl zij zich aan haar visioenen stond te laven 
Kwam hij eraan gekoerst, verhit en laveloos 
Ze voelde plots twee handen in haar lichaam happen 
Ze hoorde dompig zeggen: "Ga je lekker, Toos" 
En toen ze in paniek naar hem begon te trappen 
Was hij verbaasd en ook meteen geweldig boos 
Men kan van alles in een haven rond zien drijven 
Een halve plank, een krant, een pet, een lege doos 
En and're dingen, hier niet nader te omschrijven 
En nu en dan het lichaam van een meisje loos
Writer/s: Drs. P / Ruud Bos